Nieuws

Zes vragen over de warmte­transitie aan Jos van Dalen, programma­directeur Aardgasvrije Wijken

Geschreven door Jorik van Koppen | Mar 7, 2023 10:29:43 AM

Jorik van Koppen en Stijn Grundeman, adviseurs Klimaat & Duurzaamheid van OchtendMensen, interviewden in maart 2021 Jos van Dalen, Programmadirecteur Aardgasvrije Wijken van het Ministerie van Binnenlandse Zaken. Een leuk maar vooral ook erg leerzaam gesprek! Zij legden hun prangende vragen en die van hun collega’s over het Programma Aardgasvrije Wijken aan Jos voor.

Vraag 1: Stel, we gaan 10 jaar verder in de tijd: Wat is er tegen die tijd volgens u al gerealiseerd in de warmtetransitie in wijken. En op wat voor manier is uw visie over aardgasvrije wijken dan veranderd?

“Over tien jaar is het ongeveer 2030. Dat is een mooi, markant tussenmoment richting de klimaatdoelen van 2050. Dan zou de fase van opschaling voorbij moeten zijn en zou de uitvoering begonnen moeten zijn. Om voortgang te maken, is het essentieel dat de wijkgerichte aanpak en individuele maatregelen – zoals isolatie – parallel uitgevoerd worden. We zullen snel stappen kunnen zetten op het gebied van isoleren en de installatie van hybride warmtepompen. Maar voor de wijkgerichte aanpak er is nog een behoorlijke periode nodig om te leren hoe dat moet. Het zal dus nog even duren voordat dit spoor volledig op stoom komt. Veel businesscases komen de eerste jaren zonder bijspringen door de overheid niet rond.

Voor de wijkgerichte aanpak is het zaak om te ‘vertragen om te versnellen’. Het is wat mij betreft niet verstandig om nu de wijken in te rennen met ‘aardgasvrij’ als heilig mantra. We zullen zeker tot 2025 de tijd moeten nemen om te leren hoe het moet. De vijf jaar daarna kunnen we dan opschalen. We moeten, met de beschikbare middelen, wel sturen op de klimaatdoelen van 2030. Daarbij is het van belang dat we de kansen die er zijn, bijvoorbeeld in wijken waar stedelijke vernieuwing plaatsvindt, niet aan ons voorbij te laten gaan. Maar de precieze route richting 2030 is nog ongewis. Deze hangt ook af van de ontwikkeling van potentiële ‘gamechangers’ zoals waterstof. Als waterstof een goedkope ‘commodity’ op de wereldmarkt wordt, zou dit een rol kunnen gaan spelen in de gebouwde omgeving. Zeker in de gebieden waar het lastig is aardgasvrij te worden, zoals in oude binnensteden en mogelijk in het buitengebied. Waterstof dient in eerste instantie in ieder geval in te worden gezet waar het noodzakelijk is, zoals in de industrie en transport.”

 

Vraag 2: Veel gemeentes geven aan dat er beperkte financiering is voor de aanpak van warmtetransitie op wijkniveau. Hoe kunnen gemeentes dan toch effectief zijn?

“Dat er beperkte financiering is klopt. Het Programma Aardgasvrije Wijken is geen uitvoeringsprogramma, maar een leerprogramma. Er zijn wel flink wat middelen beschikbaar om met proeftuinen te leren hoe het moet. De gemeentes krijgen hierbinnen een behoorlijke bijdrage om alles te doen wat nodig is om uiteindelijk die wijk aardgasvrij te maken: de onrendabele top financieren, de proceskosten dekken, de onderzoekskosten financieren, et cetera.

Buiten de proeftuinen starten straks ook de andere gemeenten met de wijkaanpak. Dit start met name na 2021 wanneer de transitievisies warmte gereed zijn. De kosten voor het inrichten van de organisatie bedragen volgens een recente studie in totaal 1.6 miljard euro. Met het inrichten willen we uiteraard helpen, door bijvoorbeeld regionaal met kennis te ondersteunen.

Ik denk dat je er de eerste jaren zonder subsidies en overheidsbijdragen niet uitkomt. Met de huidige lage gasprijs krijg je de business case simpelweg niet rond. Gaat het lastig worden om die subsidie los te krijgen? Zeker als je naar de Tweede Kamer kijkt, zie je grote verschillen in standpunten. Er is veel draagvlak voor isolatie, maar er wordt verschillend gedacht over wel of niet intensiveren van de wijkgerichte aanpak. Het zou heel goed kunnen dat de doelen die nu in het Klimaatakkoord staan over de wijkgerichte aanpak (1,5 miljoen woningen in 2030 verduurzaamd) niet haalbaar zijn. Maar, zoals gezegd, is het van groot belang dat we het kind niet met het badwater weggooien en niet stilvallen met de wijkgerichte aanpak. Doorgaan, al is het in een lager tempo, levert ons waardevolle lessen op. Ook is het goed om daar te beginnen waar het wel uit kan of waar koppelmogelijkheden zijn, bijvoorbeeld met stadsvernieuwing. We moeten in ieder geval goed in beeld krijgen wat de onvoorziene kosten zijn, welke oplossingen de laagste kosten hebben en wat je moet doen om het voor alle partijen betaalbaar te houden. Dit zijn essentiële lessen die ons in staat stellen om uiteindelijk op te schalen.”

Vraag 3: Hoe gaat het programma Aardgasvrije Wijken om met de negatieve tendens in de media rond aardgasvrij? Een jaar geleden heeft bijvoorbeeld Zondag met Lubach een item over aardgasvrije wijken gemaakt.

“Goeie vraag [Lachend]. Als Lubach het over je heeft, dan besta je. Ik durf wel te zeggen dat het onderwerp echt op de kaart staat en dat is ook belangrijk. Sommige mensen zeggen wel eens tegen me: ‘Jos, hoe hou je dat vol, de hele dag die negatieve publiciteit over je heen?’ De berichtgeving is inderdaad vaak negatief geweest de afgelopen jaren. Dat maakt het lastig. Voor zo’n transitie is het belangrijk dat er ook successen zijn. Dat bewoners blij zijn met een comfortabel huis en zeggen: ‘Het viel best mee.' Vanuit de Haagse werkelijkheid wordt het al gauw platgeslagen tot iets wat te duur, te complex en te weinig gedragen is. Als je verder kijkt, ligt het beeld veel genuanceerder. In de proeftuinen wordt echt voortgang geboekt.

Bij het opstellen van het Klimaatakkoord was bij Diederik Samson – toch de grote roerganger toen – het beeld dat ‘als de condities goed zijn, het wel gaat lopen’. Die condities zijn wel essentieel, maar er is meer nodig. Het proces om te komen tot een uitvoeringsplan in een wijk blijkt complexer dan eerder gedacht. Maar we zijn natuurlijk niet voor niks begonnen aan zo’n bijzonder leerprogramma met een budget van circa 400 miljoen euro. We beseften vanaf het begin dat de proeftuinen nodig zijn om te leren over hoe de wijkaanpak werkt. We wisten dat namelijk echt niet. De overtuiging was dat we hier goed in moesten investeren en dat dit zich later terug zou betalen.”